- 02 augustus 2018
- Door Sammy Soetaert
- | 6 min. leestijd
- | Bron: Motion Control
HET IS AANPASSEN OF UIT DE MARKT VERDREVEN WORDEN
Transitiemanager Leo Van de Loock over I4.0
De evolutie naar Industrie 4.0 is door de Vlaamse regering aangeduid als een van de zeven belangrijke maatschappelijke transformaties. Elk van die transformaties kreeg een eigen transitiemanager, voor Industrie 4.0 is dat Leo Van de Loock. Hoog tijd voor zijn visie op de impact van deze evolutie op uw bedrijfsvoering.

EVOLUTIES NAAR ONZE HAND ZETTEN
Hoe zou u Industrie 4.0 omschrijven?
Leo Van de Loock: “De transitie naar Industrie 4.0 is voor mij een overkoepelend gegeven voor alle industrievormen, dus niet enkel de maakindustrie. Ik zie twee grote motoren achter die evolutie: de technologische vooruitgang en de digitale revolutie. De symbiose van beide leidt niet alleen tot een andere manier van produceren, maar ook tot een compleet andere mindset in de verkoop van die producten. Industrie 4.0 gaat veel verder dan het aanschaffen van een ERP-systeem of het aankoppelen van enkele extra sensoren om een machine op afstand te kunnen volgen. Het is ook de evolutie naar een ander verkoopmodel. Ik geef het voorbeeld van Adidas, dat schoenen volledig op maat van de klant kan aanbieden. Dit 'lot size 1'-concept, het aanbieden van geïndividualiseerde producten, kan je alleen maar doen in een gedigitaliseerde omgeving. We zien zo compleet andere verkoopstructuren ontstaan, ook in de industrie. Bedrijven die geen machines meer verkopen, maar een totaalconcept. Een ander voorbeeld is perslucht verkopen in plaats van een compressor. De klanten kopen niet langer alleen de machine, maar een dienst in die hen ontzorgt op het vlak van perslucht. Fabrikanten worden meer dienstenleverancier."
"WIJ STAPPEN NIET MEE IN I4.0"
Die uitspraak hoorden we onlangs uit de mond van een productiemanager. Uw reactie hierop?
Leo Van de Loock: “Als ik dergelijke uitspraken hoor, vrees ik voor de nabije toekomst van dat bedrijf. Wie in een sector zit waar digitalisering een zekere meerwaarde kan bieden aan het te verkopen product, zal onherroepelijk mee moeten. Het is dat of verdwijnen, en dat zal sneller gebeuren dan men verwacht. Het is correct dat we een kmo-land zijn, maar dat zou geen excuus mogen zijn om het licht van de zon te ontkennen. Duitsland is overigens ook een kmo-land en zet zeer zwaar in op Industrie 4.0. De investering mag voor een kleiner bedrijf dan ingrijpender zijn, hun grotere wendbaarheid geeft hun dan weer een voordeel om nieuwe technologieën in te voeren. Ik zie - los van de grootte - een drietal types bedrijven in deze materie. In de eerste groep zitten de bedrijven die goed mee zijn en reeds volop bezig zijn met het implementeren van een Industrie 4.0-aanpak. Een tweede groep beseft wel dat er wat komt, maar weet zich niet goed een houding te geven. De derde groep realiseert zich nog niet goed wat er op hen afkomt; ze zitten als het ware nog in de ontkenningsfase. Het is een van onze taken om hen te sensibiliseren. Ik ben ervan overtuigd dat bedrijven op een bepaald moment automatisch binnen het I4.0-concept gezogen zullen worden. Omdat ze ingebed zitten in een groter systeem, waarbij hun leveranciers enkel nog machines aanbieden die wél volledig binnen het I4.0-plaatje passen. Als ook de klanten nog eens zaken vragen die enkel mogelijk zijn met een zekere digitalisering, dan creëer je een web waarbij je niet anders kunt dan mee evolueren."

van de transitie naar Industrie 4.0.
BELGIE IN DE SUBTOP
“Het World Economic Forum heeft begin dit jaar een studie uitgebracht rond de stand van zaken. In Europa is Duitsland de absolute koploper in de transitie naar Industrie 4.0, ook Nederland zien we frequent vooraan bij de metingen. Maar ook wij zijn goed mee in de subtop. Onze kenmerkende Vlaamse bescheidenheid mogen we dus gerust afwerpen. We mogen positief zijn. Als Ford Genk sluit, staan de kranten wekenlang vol - terecht. Maar over de positieve impact op de tewerkstelling in start-ups en dynamische kmo's zie je veel minder vaak berichten. In het algemeen wordt er in de berichtgeving over de impact op de tewerkstelling trouwens dikwijls een negatief beeld geschetst. Maar het kan ook anders: het verhaal rond de cobot van Audi werd bijvoorbeeld veel genuanceerder gebracht."
Personeel, snelheid en traceerbaarheid
“Uit onderzoek van Agoria blijkt overigens dat hun Factories of the Future, die voorlopers zijn op het vlak van de transities, meer personeel aangenomen hebben. We beschikken bovendien over een robuuste industrie. We kunnen tegen een stootje en Industrie 4.0 kan ons hier nog sterker in maken. Digitalisering en automatisering hebben in principe ook een positieve invloed op de directe arbeidskosten, wat ooit een belangrijke reden was om de productie te verplaatsen naar lagelonenlanden. Maar er zijn andere redenen om productie terug te brengen. Consumenten willen bijvoorbeeld niet alleen een geïndividualiseerd product, maar willen het ook snel bij hen. Ook de factor transporttijd speelt hier in het voordeel van de plaatselijke economie. Bovendien krijgen we ook een evolutie naar een circulaire economie. De traceerbaarheid van alle onderdelen van een product vereist een grondige digitalisering. Ook daar speelt de evolutie naar Industrie 4.0 een hoofdrol."

HINDERPALEN
Welke zijn volgens u de voornaamste hindernissen in de transitie?
Leo Van de Loock: “Naast het kiezen van de juiste technologie en het goede businessmodel is beschikken over de middelen en bereid zijn om te investeren een belangrijke uitdaging. Maar we mogen absoluut de mensen niet vergeten die in dit nieuwe concept tewerkgesteld worden, want dat wordt ook een stevige uitdaging. Operatoren krijgen een andere invulling van hun job, met andere competenties en verantwoordelijkheden. Een zekere mate van techniciteit en de juiste attitudes zullen belangrijk zijn, maar we moeten ons er bewust van zijn dat niet iedereen in dezelfde mate over die capaciteiten beschikt. De meningen over de impact op het werken zijn trouwens verdeeld. Er zijn zowat drie strekkingen. Er is de optimistische visie die ervan uitgaat dat alles zichzelf zal oplossen, net zoals dat gebeurde bij de omschakeling van landbouw naar industrie. Er is een pessimistische visie die vreest voor een totale ramp op het gebied van werkgelegenheid. Daartussen heb je een grote groep die alles wat genuanceerder bekijkt. Hun belangrijkste punt is dat het niet zozeer gaat om het verdwijnen van jobs, maar om een andere invulling van de jobs en andere takenpakketten. Het is overigens nog niet zo zeker dat de eenvoudige jobs het sterkst beïnvloed zullen worden. Er zijn onderzoeken waarin de middeninkomens aangeduid worden als de belangrijkste risicogroep.“
Gebrek aan technische profielen
“Opleiding wordt dus enorm belangrijk. De houdbaarheid van kennis verkleint zienderogen. Toen ik dertig jaar geleden afstudeerde als ingenieur, zag ik een soort van lineair pad voor mij. Nu is dat niet meer het geval. Levenslang leren en sterkere heroriëntaties zijn de norm aan het worden. Daar heb je specifieke skills en attitudes voor nodig. Het is trouwens geen toeval dat levenslang leren en de dynamische loopbaan ook een van de transities is waar de Vlaamse regering zich op richt. Verder zitten we in een periode met een goede conjunctuur. Er is weinig tijd in de bedrijven om nieuwe concepten zoals Industrie 4.0 in te voeren, want de mensen zijn momenteel bedolven onder het werk. Sommige streken, zoals Zuid-West-Vlaanderen, komen nu al in het nieuws omdat het zeer moeilijk is om geschikte profielen te vinden, maar dit zal zich ook elders laten voelen."
AANPAK ROND DE TRANSITIE
Zeven grote transities heeft de Vlaamse regering aangeduid als prioritaire speerpunten in het beleid voor de periode tot 2050. Dit zijn ze: Circulaire Economie, Levenslang Leren, Wonen en Leven, Zorg & Samenleven, Mobiliteit, Energietransitie en Industrie 4.0. Voor die laatste is Leo Van de Loock aangeduid als spilfiguur om als verbinding te fungeren tussen beleid en het industriële werkveld. “Ik studeerde begin jaren 80 in Gent af als bouwkundig ingenieur. Na mijn doctoraat aan de KU Leuven werkte ik altijd al in dienst van de overheid. Ruim 25 jaar werk ik voor het IWT (Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) en het Agentschap Innoveren & Ondernemen. De laatste tien jaar was ik verantwoordelijk voor de subsidiëring van innovatieprojecten bij bedrijven. Begin 2017 werd ik aangezocht om de transitie naar Industrie 4.0 te begeleiden. Ik rapporteer aan drie ministers: aan minister-president Geert Bourgeois, en ministers Philippe Muyters en Joke Schauvliege. Elke transitiemanager heeft de opdracht om zelf zijn manier van werken te bepalen. 2050 is voor Industrie 4.0 bijvoorbeeld te ver. We mogen niet te lang meer nadenken over een visie daarop, want het is nu dat het gebeurt. Het is dan ook onze overtuiging dat we op korte termijn op meerdere vlakken actief moeten zijn. Er zijn vijf pijlers: kennisverspreiding rond technologie en platformwerking, kennisopbouw (o.a. via Flanders Make), sensibilisering via zeven proeftuinen waar bedrijven en mensen met Industrie 4.0 in contact kunnen komen, samenwerking om de randvoorwaarden, zoals opleiding en regelgeving, te verbeteren en ten slotte de communicatie met Europa. Daarnaast bekijken we ook de visie op lange termijn.“